Blog van Toetsrevolutie: Constructieve afstemming bij maatschappijleer

Door admin

Tijdens de docentenopleiding is er vaak beperkt tijd voor curriculumontwerp. Veel aandacht gaat uit naar het pedagogisch klimaat en naar didactische werkvormen. Naarmate ik langer voor de klas stond, ontwikkelde ik het besef dat er in mijn curriculumontwerp nog veel winst te behalen was. Toen ik hier prioriteit van maakte en me ging verdiepen in de samenhang in mijn curriculum kwam ik tot de conclusie dat ik hier nog flinke verbeterstappen in kon maken. In deze blog schets ik een voorbeeld van hoe de focus op samenhang binnen mijn curriculumontwerp ervoor heeft gezorgd dat mijn leerlingen zichzelf beter kunnen inschatten en gerichter naar het zelfstandig beheersen van het einddoel toe kunnen werken.

Figuur 1. Constructieve afstemming (Biggs, J. 1996)

 

Het belang van een samenhangend curriculum

Een paar jaar geleden beklaagden leerlingen zich erover dat een aantal elementen uit mijn lessen niet terugkwamen op de toets. Mijn eerste reactie was een hele herkenbare, vermoed ik, ‘ja, maar ik kan toch niet alles aftoetsen?’ Toen ik echter nog eens scherp naar mijn doelen keek, kwam ik erachter dat ik bij sommige onderdelen als doel had om ze bepaalde zaken kritisch te laten analyseren. Deze vaardigheid kwam te weinig terug in mijn toetsing, en andersom waren er een aantal belangrijke zaken uit mijn lessen die inderdaad niet terugkwamen in de toets.

Inmiddels heb ik dit soort problemen opgelost door een proces van achterwaarts ontwerpen te doorlopen. Mijn curriculum is er samenhangender van geworden, ik heb meer focus en mijn lesactiviteiten zijn doelgerichter. In zo’n proces denk je achtereenvolgens na over doelen, beoordeling en lesactiviteiten, aan de hand van o.a. de volgende vragen:

Waar wil je dat leerlingen diepgeworteld begrip over ontwikkelen? Welke activiteiten zijn passend om dit te bereiken? En hoe kan ik vaststellen dat leerlingen dit doel behaald hebben?

Hieronder deel ik mijn eigen ervaring over de constructieve afstemming van mijn eigen curriculum.

 

Constructieve afstemming in mijn curriculum

Voorbeeld

Hieronder een praktisch voorbeeld uit mijn lessenserie waarbij de constructieve afstemming, achteraf beschouwd, niet zo sterk was.

Doel: Een leerlingen kan zelfstandig bepalen of een land meer democratisch of dictatoriaal is.

Lesactiviteiten: De leerlingen moesten onder andere in een schema de verschillen tussen de beide soorten politieke systemen invullen en kregen veel voorbeelden van de verschillende systemen.

Beoordeling: Ik stelde vragen zoals: welke kenmerken van een dictatuur herken je in het voorbeeld van land x?

Wat valt hier op?

Zoals je nu wellicht opvalt, toetste ik met name oppervlakkige kennis i.p.v. begrip over wat ik echt wilde dat ze zouden kunnen (zie doel). Ook werkten mijn lesactiviteiten niet toe naar het kunnen bepalen en onderbouwen van de gehanteerde bestuursvorm van een land. Ze kwamen niet verder dan wat korte oppervlakkige herkenningsopdracht a.d.h.v. van voorbeelden.

 

Hoe krijg je meer zicht op de afstemming in je eigen praktijk?

Door een proces van achterwaarts ontwerpen te doorlopen heb ik de activiteiten in mijn lessen scherper en doelgerichter kunnen maken. Ik kwam er bijvoorbeeld achter dat ik niet checkte of leerlingen nu de vaardigheid (het beargumenteren of een land een democratie of dictatuur is) ook daadwerkelijk beheersten. Ook kwam ik erachter dat ik te weinig voorbeelden had waarbij ik de leerlingen gericht liet nadenken over moeilijke kenmarken waar misconcepten over zouden kunnen bestaan. Bovendien is de samenhang tussen de doelen, lesactiviteiten en toetsing nu sterker. Hierdoor ervaren de leerlingen de lessen als nuttiger want de lesactiviteiten bereiden nu echt voor op wat ze zeker moeten kunnen.

Om dit te bereiken heb ik de onderstaande drie stappen doorlopen.

1. Doelen formuleren

Ik begon met het scherp krijgen van de doelen waarvan ik wilde dat leerlingen die na de lessen over het onderwerp democratie en dictatuur zelfstandig zouden beheersen. Hierbij bedacht ik me: wat moeten leerlingen nu aan het einde van het onderwerp (zelfstandig) beheersen? Bij het formuleren ervan maakte ik gebruik van de hulpwerkwoorden uit de taxonomie van Bloom (https://www.agile4all.nl/wat-is-de-taxonomie-van-bloom/). Dit had ik hiervoor eigenlijk nooit gedaan. Hierdoor kwam ik erachter dat ik wilde dat ze bij een willekeuring land konden onderbouwen of het een democratie of dictatuur betreft.

2. Beoordeling bepalen

De manier van beoordelen baseerde ik vervolgens op mijn doel. Op welke manier kon ik het beste inzichtelijk maken of leerlingen de stof wel of nog niet beheersen? In het geval van een toets denk je dan na over welk soort vragen het beste aansluiten bij het doel. Ik heb ervoor gekozen om als toetsvraag een tekst te zoeken van China en ze op basis van die tekst te laten bepalen in hoeverre ze dat land nu democratisch vinden met gebruik van de kenmerken van een democratie en dictatuur. Door een voor hen onbekende context te gebruiken check ik gericht of ze het doel behaald hebben.

3. Lesactiviteiten

Na het bepalen van het doel en de manier van beoordelen ging ik mijn lesactiviteiten plannen. Omdat ik veel scherper had wat ik wilde dat leerlingen aan het einde moesten kunnen kon ik veel gerichter lesactiviteiten ontwerpen (en weglaten) en kon ik ook beter plaatsen op welk moment ik welke didactische strategieën in wilde zetten. Zo organiseerde ik in dit geval processen van formatief handelen (https://toetsrevolutie.nl/?p=4015) om misvattingen rondom democratieën en dictaturen op te sporen. Denk hierbij aan stellingen zoals ‘verkiezingen vinden alleen plaats in een dictatuur’, waarbij leerlingen moeten aangeven of deze juist of onjuist zijn. Op basis hiervan gaf ik instructie en besprak ik voorbeelden van verschillende landen. Met behulp van die voorbeelden liet ik ze bepalen of dat land kenmerken heeft van een democratie of dictatuur. Daarna liet ik ze zelf aan de hand van het voorbeeld ‘Rusland’ bepalen in hoeverre zij dat een democratie of dictatuur vonden aan de hand van de kenmerken van beiden. Hierbij mochten ze nog de kenmerken van beide systemen gebruiken. Daarna kregen ze individueel een checkvraag waarbij ze zelfstandig voor een fictief land hetzelfde moesten bepalen en moesten beargumenteren of het land meer dictatoriaal of democratisch was. Bij grotere doelen kun je er ook voor kiezen om op tussendoelen een kort feedbackproces te organiseren (https://toetsrevolutie.nl/?p=4805).

Wat ik nu heb weggelaten, en wat ik vroeger wel zou gebruiken, was een schema-opdracht waarbij leerlingen de kenmerken van beide systemen moesten invullen en wat ze niet wisten aanvullen op basis van twee filmpjes over beide bestuursvormen. Deze opdracht was achteraf beschouwd te oppervlakkig en leerlingen vulden dit eigenlijk zonder na te denken in, waardoor ze maar beperkt nieuwe kenmerken aangeleerd kregen. Bovendien leerden ze alleen maar de losse kenmerken en bespraken we te weinig de nuances tussen een democratie en dicatuur.

Tot slot

Het bovenstaande gaat over een deel van mijn curriculum maar dezelfde werkwijze is ook van toepassing op een grotere periode waarbij je je bijvoorbeeld richt op een thema als de Nederlandse rechtsstaat, voorplanting of Nederlandse literatuur. Je bedenkt je (hoofd)doel, bepaalt de manier van beoordeling en gaat vervolgens je lesactiviteiten ontwerpen.

 

Literatuurlijst

  1. Biggs, J. (1996). Enhancing teaching through constructive alignment. Higher Education, 32, 347-364.

Auteur

Delen:

Gerelateerd