Kan de waarheid gestolen worden? Die vraag triggerde mij tijdens het lezen van het boek Tractaat over het spieken van Cornelis Verhoeven. Dit boekje, dat voor mijn geboorte is geschreven, blijkt nog steeds uiterst relevant te zijn.
Vervang de woorden ‘het spieken’ door ‘ChatGPT’ en het boek zou gisteren geschreven kunnen zijn –op het stuk waar Cornelis Verhoeven schrijft over de handigheid van telefoongidsen na. Deze actualiteit werd ook benadrukt tijdens de boekpresentatie van de heruitgave afgelopen maart: de aanwezige docenten beschouwen spieken en nieuwe varianten daarvan nog steeds als een symptoom van falend onderwijs.
“Het spieken is een van de vele manieren waarop in onze cultuur een weg wordt overgeslagen en een realiteit die alleen maar in een geleidelijke groei kan ontstaan, vervangen wordt door snel te kweken schijn en namaak.” Dit roept op tot een herstructurering van het onderwijs. Maar hoe?
Het doel bevragen
Het boek nodigt uit om het doel van het onderwijs te blijven bevragen, iets wat in de praktijk te weinig gebeurt. Concrete stappen worden zelden genomen om invulling te geven aan het gewenste doel van het onderwijs.
Ook ik, als docente Nederlands, maakte me hier schuldig aan totdat ik, geïnspireerd door formatief handelen, steeds meer “waarheden” begon te bevragen die me gestolen konden worden. Vragen zoals: past de toetsingsmethode bij wat we de leerlingen echt willen meegeven? Zijn de leerdoelen überhaupt in overeenstemming met ons doel van onderwijs? En volgen we als docenten niet te slaafs de lesmethoden, terwijl deze zeker niet altijd gebaseerd zijn op de laatste wetenschappelijke inzichten?
Pas tijdens mijn opleiding tot toetsdeskundige, niet tijdens mijn educatieve master die mij de bevoegdheid gaf om voor de klas te staan, leerde ik over constructieve afstemming. Dit concept bracht me veel vreugde en wijsheid, omdat het een eenvoudig raamwerk biedt om kritisch naar het curriculum te kijken. Het gaat om het afstemmen van leerdoelen, leeractiviteiten en toetsing aan het begin van elk leerproces.
Door deze drie elementen in ieder leerproces op elkaar af te stemmen, creëren we een omgeving waarin spieken minder aantrekkelijk of noodzakelijk is. Aan de ene kant weten de leerlingen namelijk precies wat er van hen verwacht wordt, waardoor hun zelfvertrouwen groeit. Aan de andere kant zorgen de weloverwogen leerdoelen ervoor dat docenten de relevantie van de bij te brengen stof over kunnen brengen, omdat ze daar zelf volledig achter staan.
Motivatie
Dit leidt volgens de principes van het ARCS-model tot gemotiveerde studenten, een essentieel aspect van effectief onderwijs. Het ARCS-model van Keller, dat staat voor Attention, Relevance, Confidence en Satisfaction, biedt een gestructureerde benadering om deze motivatie te vergroten en betrokkenheid te stimuleren. Stel je voor dat een docent een les zo ontwerpt dat het onderwerp direct aansluit bij de interesses van de leerlingen (Relevance), de lesactiviteiten interactief en boeiend zijn (Attention), en de leerlingen meer vertrouwen in eigen kunnen krijgen, doordat ze regelmatig positieve feedback ontvangen op hun prestaties (Confidence en Satifaction).
Door deze elementen te integreren in het curriculumontwerp met constructieve afstemming, kunnen we niet alleen de effectiviteit van ons onderwijs verbeteren, maar ook de neiging tot spieken verminderen. Het gaat hierbij niet alleen om het overbrengen van kennis, maar ook om het creëren van een leeromgeving die studenten uitdaagt, motiveert en beloont voor hun inspanningen.
Het is dan ook vreemd dat dit principe van constructieve afstemming nog steeds bij veel docenten in het voortgezet onderwijs onbekend is, terwijl het een essentieel onderwerp is bij de basiskwalificatie onderwijs (BKO) die docenten in het hoger onderwijs moeten behalen.
Waar komt dit verschil vandaan?
Dit verschil tussen het hoger onderwijs en het voortgezet onderwijs is eenvoudig te verklaren: in het hoger onderwijs wordt de inhoud van het vak vaak vastgesteld door de docent, inclusief bijbehorende leerdoelen en toetsing. In het voortgezet onderwijs zijn deze leerdoelen wettelijk vastgesteld. Daarom gaan veel docenten ervan uit dat de lesmethoden hier de juiste invulling aan hebben gegeven, en kunnen zij zich bezighouden met hun primaire taak: lesgeven.
Maar het lijkt mij juist essentieel dat docenten in het voortgezet onderwijs zich meer eigenaar van hun eigen vak voelen. Simpelweg omdat ze dat ook zijn: de docent is de professional. Meer dan de methodemakers, die niet per se aansluiten bij wetenschappelijke inzichten en te veel macht hebben in onderwijsland. Om het eigenaarschap goed vorm te geven, moeten de docenten de bouwstenen van curriculumontwerp kennen, constructieve afstemming begrijpen en ermee kunnen werken. Deze bouwstenen krijgen pas betekenis in het gehele bouwwerk, dat docenten samen, met elkaar, bouwen.
Naast dat het inhoudelijk nodig is, versterkt het ook de samenwerking, en wellicht ook zelfs het plezier in het samenwerken aan goed onderwijs. In dat bouwproject moet altijd de vraag centraal staan waarom de leraar en de school onderwijs willen geven. De leraar moet daarbij weten wat de kaders voor die constructie zijn.
Tot slot
Ik hoop dat het prachtige boek van Cornelis Verhoeven over veertig jaar niet meer actueel is. Dat spieken, of welke andere moderne variant tegen die tijd zijn weg naar het onderwijs heeft gevonden, niet meer een symptoom is van falend onderwijs zonder doordachte doelen. Niet door snel een andere namaakvariant van onderwijs te bouwen, maar door een structureel proces aan te gaan met collega’s om het curriculum weloverwogen vorm te geven volgens de principes van constructieve afstemming. Zodat onderwijs weer wordt ‘genoten’, omdat het daarvoor immers is gemaakt.
Auteur
-
Anke Swanenberg is toetsdeskundige aan de Wageningen Universiteit, en voormalig docente Nederlands. Ze verzorgt trainingen over toetsing en curriculumontwerp voor Toetsrevolutie en De Onderwijsarchitecten.
Bekijk Berichten